Woordenschat: sjorder
havenarbeider die lading op schepen vastzet en/of losmaakt
Uitspraak
sjor-duhr
Woordfeit
Sjorders zijn havenarbeiders die belast zijn met het sjorren of vastsjorren van de lading aan boord van schepen: het vastzetten (en later weer losmaken) van containers en dergelijke. In een filmpje van Het Klokhuis wordt het duidelijk uitgelegd en is het werk goed te zien.
Sjorren kan zowel '(vast)binden' als '(stevig) trekken' betekenen. Om lading vast te binden met bijvoorbeeld een touw of ketting, moet je immers flink aan zo'n touw of ketting trekken. Ook de sjorband of spanband is een bekend voorbeeld van een band waar je aan trekt om iets vast te binden of vast te zetten.
Sjorder is afgeleid van sjorren. De d is in gesproken taal ontstaan: sjorrer spreekt nogal lastig uit, en een ingevoegde d vergemakkelijkt de uitspraak. Zo'n zelfde d zie je in vervoerder en bestuurder (in plaats van vervoerer en besturer), en ook bijvoorbeeld in verder en duurder (in plaats van verrer en durer).
Sjorren is een woord uit de zeemanstaal, maar de verdere herkomst is niet helemaal duidelijk. Volgens een oude verklaring zou het via het Spaans en Portugees van het Arabische (d)jarra ('trekken, voortslepen') komen. Een recentere uitleg houdt het op het Fries: s(j)orje of tsjoarje betekent 'vastbinden, vastleggen' - oorspronkelijk van dieren, bijvoorbeeld met een touw aan een paal. Het is verwant met het Nederlandse tuieren of tuien, dat hetzelfde betekent.