Hoort er bij meer dan één een enkelvoud of een meervoud?
Na meer dan één volgt een enkelvoudig woord. Dat geldt zowel voor het zelfstandig naamwoord waar één of meer een woordgroep mee vormt, als voor de persoonsvorm die erbij hoort.
Meer dan één: enkelvoud
In de constructie meer dan één getuige is één getuige de kern van de woordgroep, en dat is een enkelvoud. Daarom is het ook meer dan één getuige, zonder meervoudsuitgang. Het bijbehorende werkwoord staat ook in het enkelvoud:
- Meer dan één getuige heeft het gezien.
- Er zit elke ochtend meer dan één konijn in de tuin.
- Als meer dan één cursist afzegt, gaat de training niet door.
- Er mag nooit meer dan één persoon tegelijk bij de patiënt.
- Er rijdt gelukkig weer meer dan één trein per uur.
- Er is meer dan één manier om hiermee om te gaan.
Meer dan één + ander telwoord
Let op: soms staat er na meer dan één nog meer, bijvoorbeeld meer dan één/een miljoen of meer dan een paar. In dat geval krijg je meestal wel een meervoud:
- Meer dan één/een miljoen huishoudens zaten zonder stroom.
- Er waren meer dan een paar mensen te laat.
Een of meer: meervoud
Na de woordgroep een of meer staan het zelfstandig naamwoord en de persoonsvorm wel in het meervoud:
- Een of meer cursisten hebben afgezegd.
- Er zitten elke ochtend wel een of meer konijnen in de tuin.
Dat is omdat het woord of hier tussen een enkelvoud en een meervoud staat. In zo'n geval wordt het geheel doorgaans als een meervoud gevat. Een vergelijkbaar geval is 'Opa of de buren komen oppassen.'


