Wat is juist: ervan uitgaan, ervanuit gaan of er vanuit gaan?
Het hele werkwoord is uitgaan van (iets). Daarin hoort het voorzetsel uit bij het werkwoord gaan. Dat zie je terug in een zin als 'We gaan ervan uit dat het zal lukken.' In deze zin blijft uit namelijk los staan, want het hoort niet bij ervan, maar bij gaan. Meer voorbeelden:
- We gaan ervan uit dat het goed afloopt.
- Ik ga ervan uit dat ze het goed bedoelt.
- We gingen ervan uit dat we nog wel een kans zouden krijgen.
- Kijk naar dit voorbeeld: als je hiervan uitgaat komt het goed.
- Ik was van plan minstens drie jaar te blijven en ook mijn werkgever ging daarvan uit.
- Dit zijn de principes waarvan uitgegaan moet worden.
Je ziet in deze zinnen dat uit los blijft staan van ervan, hiervan, daarvan en waarvan. Dat moet volgens de spellingregels, want zo laat je zien dat je weet dat in ervan uitgaan het voorzetsel uit bij het werkwoord gaan hoort. 'We gaan ervanuit dat ...' en 'Als je hiervanuit gaat ...' zijn bijvoorbeeld niet goed. Er, daar, hier en waar trekken als een soort magneetjes wél het voorzetsel van naar zich toe, maar kunnen dat níét doen met uit, want dat voorzetsel heeft al een eigen rol in de zin als onderdeel van het werkwoord.
In 'We gaan ervan uit dat ...' worden gaan en uit van elkaar gescheiden door andere woorden. Dat kan ook gebeuren met ervan. Wat hetzelfde blijft, is dat uit niet aan van vast komt. Ook nu geldt dat je uit alleen maar vast mag schrijven aan gaan, of een vervoeging daarvan. Voorbeelden:
- Ik ben er steeds van uitgegaan dat het klopt.
- We gaan er daarom maar van uit dat de cijfers juist zijn.
- Alleen door samenwerken kom je verder, ga daar nou maar van uit.
- Waar ben je van uitgegaan bij je berekening?
Wil je oefenen met ervan uitgaan? Klik dan op het tabblad 'Oefenen' hierboven.
Vanuit
Vanuit is wél goed in zinnen als 'Vanuit de stad gerekend moet je de derde afslag hebben' en 'Vanuit mijn functie sta ik hier helemaal achter.' Hier is vanuit één geheel dat helemaal los staat van het werkwoord.