Het bestuur is verantwoordelijk voor de onderwijskwaliteit op de scholen. Daarom begint en eindigt het toezicht door de onderwijsinspectie bij het bestuur. In het toezicht maakt de inspectie onderscheid tussen de basiskwaliteit (de wettelijke vereisten) en de eigen ambities van scholen en besturen (ofwel de eigen aspecten van kwaliteit). Jaarlijks maakt de inspectie een analyse van iedere school. Deze jaarlijkse analyse vormt ook het vertrekpunt van het vierjaarlijks onderzoek bij bestuur en scholen.
De jaarlijkse prestatieanalyse
In de jaarlijkse prestatieanalyse van de basisscholen kijkt de inspectie naar de gemiddelde eindtoetsscore, signalen en historische kwaliteitsoordelen. Vanaf 1 augustus 2019 wordt naar meer aspecten gekeken. Ze betrekken ook de behaalde referentieniveaus, de schooladviezen, de plaats in het vo na 3 jaar, de veiligheidsbeleving, het welbevinden, de verandering van schoolgrootte en de schoolweging. De schoolweging is de nieuwe maat voor de leerlingenpopulatie die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) voor de inspectie berekent.
Het vierjaarlijks onderzoek
Eens in de vier jaar doet de inspectie uitgebreid onderzoek bij ieder bestuur en zijn scholen. Wat gaat goed, wat kan beter en wat moet beter? In ons toezicht vormen de verantwoordelijkheid van besturen voor onderwijskwaliteit en hun ambities het uitgangspunt en daarom begint het vierjaarlijks onderzoek bij het bestuur. Daarbij onderzoeken we in elk geval de kwaliteitszorg en het financieel beheer.